• Eendracht Doet Winnen (1913 – 1931)

    “Op 8 november 1913 zaten wij, een ploegje opgeschoten bengels, rondom een eenvoudige houten tafel en besloten een voetbalvereniging op te richten. Jongens, vol illusies en idealen, het voorrecht van de jeugd.” Aldus Mau Verdoner, jarenlang secretaris, over het ontstaan van de club. De andere opgeschoten bengels waren Ben Poons, de eerste voorzitter, Hijman Hakker, Arie Hondsregt en penningmeester Gerrit Witteboon. Oorspronkelijk heette de club Eendracht Maakt Macht. Die naam beviel kennelijk niet (Omdat het de spreuk was van het ook in 1913 opgerichte PSV Eindhoven?) want al na een jaar werd de naam veranderd in Steeds Voorwaarts. Bij de entree in de AVB in 1915 moest de naam opnieuw worden gewijzigd omdat er al een Amsterdamse club met dezelfde naam in de AVB speelde. De nieuwe naam werd Eendracht Doet Winnen, in de regel afgekort tot E.D.W. De club hield zich niet alleen met voetbal bezig, maar ook met atletiek. De clubkleuren waren rood en zwart. De ledenlijst van augustus 1929 omschreef het ‘clubcostuum’ als ‘rood shirt met zwarte verticale band over borst en rug, zwart broekje en zwarte kousen’. E.D.W. was een uitgesproken joodse club met 90 procent Joodse leden, meest gewone jongens uit de arbeiders- en lagere middenklasse. Politiek waren zij overwegend rood.

    De eerste twee jaren werd er buiten competitieverband gespeeld op zaterdagmiddag, omdat de meeste spelers op zondag werkten: “Dan speelden we onze gezelligste wedstrijden en wel meestal tegen verschillende scholen, als Amstelschool, Machinistenschool, H.B.S. etc. en vooral niet te vergeten tegen de W.C. (rare naam doch betekent slechts Weesjongens Combinatie)”, schreef columnist IJsco in 1923 in clubblad E.D.W.-Nieuws. Dat gebeurde aanvankelijk op een zandterrein aan de De Lairessestraat in aanleg. Opmerkelijk was dat de prille vereniging wel beschikte over eigen doelpalen. Voor ieder wedstrijd moesten die naar het veld worden gebracht: “Hoe vaak hebben we onze goalpalen niet uit de kelder van de ijssalon moeten slepen, door de straat sjouwen, gaten in ons zandveld graven, twee uur lang ploeteren, om daarna een partijtje te spelen en na afloop dezelfde weg terug”, haalde Verdoner veertig jaar later herinneringen op. Volgens IJsco werden de doelpalen aangeschaft voor de somma van 4 gulden 50, een half weekloon in die tijd.

    De eerste wedstrijd op een echt grasveld was het jubileumtreffen met A.D.W. (Aanhouden Doet Winnen) op 8 november 1914 ter gelegenheid van het eenjarig bestaan. E.D.W. won met 4-0. Een jaar later kreeg E.D.W. de beschikking over een grasveld in de Watergraafsmeer en kon de club zijn debuut maken in de derde klasse van de AVB. In het tweede seizoen, 1916-1917, werd E.D.W. kampioen en promoveerde naar de tweede klasse. Ook daar werd de club als promovendus meteen kampioen en volgde promotie naar de eerste klasse. In 1921 werd ‘het eerste doel van de intussen volwassen geworden knapen’ (Verdoner) bereikt, namelijk promotie naar de derde klasse van de NVB. Daarin wist E.D.W. geen potten te breken. Na acht jaar volgde zelfs degradatie naar de inmiddels in het leven geroepen vierde klasse. In 1924 verhuisde E.D.W. naar een veld aan de Kruislaan, naast de velden van Ajax.

    Niet alleen op sportief gebied deed E.D.W. van zich spreken. De club verwierf een grote reputatie op het gebied van toneel, operettes en revues. De drijvende kracht hierachter was Gerrit Witteboon alias Otto Webing. Verdoner schreef in 1948: “Men heeft weleens schertsend gezegd: jullie kunnen beter feestvieren dan voetballen. In Otto Webing hadden wij een man die geleidelijk een corps eigen artisten wist te kweken. Hij bracht ons revues die ons werkelijk een naam op dit gebied gaven. Jarenlang heeft hij ons, in samenwerking met Bram Rabbie, die het muzikale gedeelte verzorgde, van zijn kunstproducties laten genieten.” Witteboon was tevens de bedenker van de populaire yell ‘H.O.L.L.A.N.D. Holland spreekt een woordje mee’ ter gelegenheid van de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. ’

    Een van de betere voetballers van E.D.W. in de beginjaren was Jaap de Paauw. Hij speelde als linksbuiten mee in de jubileumwedstrijd in 1914. IJsco schreef er later over in het clubblad: ‘’Ja, Japie was op zijn best, om razend te worden voor iedere verdediging. Zijn voorzetten waren subliem en als ik het goed heb maakte hij zelf ook nog een goal. Je weet wel, zo’n schuine kanjer onder de lat.” Op zijn 25e moest Jaap stoppen met voetballen vanwege een kapot geschopte knie. Van 1915 tot het samengaan met Hortus in 1931 was hij voorzitter van E.D.W. Wegens zijn grote verdiensten werd hij benoemd tot erevoorzitter van de fusieclub. Tijdens de oorlog was Jaap actief in het verzet. Hij werd op 11 november 1943 opgepakt door de Duitsers en in het voorjaar van 1944 ‘ergens in Midden-Europa’ vermoord.

    Bij de toetreding tot de NVB telde E.D.W. 83 spelende leden. De club deed doorgaans met vijf teams deel aan de competitie. Met de jeugd lukte het niet erg. Bij het tienjarig bestaan telde de club 90 spelende leden en 80 donateurs (niet-spelende leden). Aan het seizoen 1924-1925 deed E.D.W. mee met vijf senioren en een ‘adspirantenteam’ (jeugd onder 16). Het seizoen daarop had de club zelfs zeven teams: vijf senioren- plus een junioren- en een adspirantenteam. Het verloop onder de leden was groot. De ledenlijst van 1927 maakte melding van liefst 44 vertrekkende leden. Desondanks was het aantal spelende leden in 1929 gegroeid tot 101. De laatste ledenlijst dateerde van augustus 1930, het jaar voor de fusie met Hortus. De club telde toen 94 leden.

    Bronnen:

    Jongens, vol illusies en idealen WV-HEDW 1908-2008, deel 1 Drie mooie geboorten, 1908-1945, p. 142-179

    Gezichten van Joods Verzet. Veertig schetsen van Joden in verzet, p. 252-258