• Uit de rijke geschiedenis van WV-HEDW, aflevering 3: Jacob de Paauw

  • Levensschets van EDW-voorzitter Jacob de Paauw (Amsterdam, 1 september 1897 - Midden-Europa, 31 juli 1944)

     

    In het boek Gezichten van Joods verzet, een uitgave van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie uit 2020*, is onderstaande biografische schets opgenomen van Jacob de Paauw geschreven door Vincent Huis in ’t Veld en ondergetekende onder de titel ‘Diamantbewerker en voetbalbestuurder in verzet’. De Paauw, roepnaam Jaap, was lid van het eerste uur van Eendracht Doet Winnen (EDW). Hij werd waarschijnlijk in 1915 gekozen tot voorzitter en bleef dat tot de fusie met Hortus in 1931. Jaap de Paauw werd in 1944 om het leven gebracht, in de buurt van Auschwitz.  

     

    Het bestuur van EDW in mei 1926 bij de viering van het 12,5 jarig bestaan.

    Jaap de Paauw zit in het midden met de voorzittershamer. Links van hem (voor de lezer) zit Mau Verdoner, mede-oprichter van de club en secretaris tot het samengaan met Hortus. Hij werd in 1930 benoemd tot erelid. Na de oorlog was hij tot de fusie met Wilhelmina Vooruit voorzitter van HEDW. Helemaal links zit Gerrit Witteboon, onder de naam Otto Webing de huisdichter van EDW en uitvinder van de ooit befaamde yell: ‘H.O.L.L.A.N.D, Holland spreekt een woordje mee’. Rechts van Jaap de Paauw zit Sal van Straaten en uiterst rechts Sam Farro, de supersnelle rechtsbuiten van EDW, speler van het AVB-elftal én atleet. Hij liep de 100 meter in 11,2. EDW voetbalde niet alleen, er werd in clubverband ook aan atletiek gedaan. Staand de heren Aandagt (l.) en Parijs.

    Danny de Paauw over zijn vader: “Mijn vader is niet weggehaald omdat hij Joods was, maar omdat hij in het verzet zat. Mijn moeder zat ook in het verzet, maar die hebben ze dus niet gepakt.”

    Jacob, Jaap, de Paauw werd geboren op 1 september 1897als jongste zoon van Samuel de Paauw, geboren op 20 mei 1868, en Keetje Soubice, geboren op 15 maart 1868. Zij trouwden op 29 mei 1890 en kregen naast Jaap nog vier kinderen: Rebecca (15 december 1891-28 december 1942), Grietje (17 januari 1893-14 januari 1943), Aron (15 januari 1895-20 oktober 1942) en Tobias (5 april 1896-10 juli 1942). Hun ouderlijk huis stond in de Uilenburgerstraat 157 in Amsterdam. Later verhuisde het gezin eerst naar de Nieuwe Achtergracht 116 en daarna naar de Nieuwe Prinsengracht 50. Vader Samuel was diamantbewerker. Hij overleed op 23 juli 1934. Keetje was huisvrouw. Zij overleed ook in Amsterdam op 24 november 1942. De kinderen overleefden geen van vijf de Holocaust.

    Jaap trouwde op 7 mei 1925 met Daniella, Elly, Meij, geboren op 18 januari 1900. Zij namen hun intrek op het adres Javastraat 87, 2 hoog. Zij kregen twee kinderen: Samuel, Sam, die werd geboren op 4 mei 1926 en Daniël, Danny, die werd geboren op 8 maart 1931. Moeder Elly kwam uit een niet-Joods gezin. Zoon Danny daarover: “Mijn vader kwam uit een heel vroom gezin, hij was voorbestemd om rabbijn te worden, maar daar voelde hij niets voor. Toen leerde hij mijn moeder kennen, maar de ouders van mijn vader waren tegen het huwelijk. Toen zijn ze in 1925 naar Berlijn gegaan en daar is mijn moeder Jodin geworden. Dat kon niet in Nederland, maar wel in Berlijn. Daarna zijn ze dus getrouwd. Maar toen kwam de oorlog en hebben ze een advocaat in de arm genomen die moest bewijzen dat mijn moeder vier arische grootouders had, zoals ze dat toen noemden. Die hebben ze gevonden, en toen hoefden wij geen ster te dragen. Mijn vader wel.”

    Jaap trad in zijn vaders voetsporen als diamantzager. De Amsterdamse diamantindustrie verloor in de tweede helft van de jaren twintig de concurrentiestrijd met Antwerpen. In 1935 waren er van de 9.000 Amsterdamse diamantbewerkers nog maar 5.000 over, van wie meer dan de helft permanent werkloos was. Ook Jaap raakte in de jaren twintig werkloos en vond gedurende lange tijd geen nieuw werk, zodat hij met zijn gezin van de steun moest leven. Met hulp van familie kwam het gezin die moeilijke periode door. Jaaps broers Tobias en Aron dreven een melkzaak, zegt Danny. Hij droeg oude kleren van zijn neefjes af. Ze aten thuis brood met suiker. Vleesbeleg was er alleen donderdags als Ome Moos Abraham, die getrouwd was met tante Rebecca, langs kwam.

    Jaap was lid van het eerste uur van de in 1913 door ‘een ploegje opgeschoten bengels’ opgerichte voetbalvereniging Eendracht Maakt Macht, die in 1915 werd omgedoopt in Eendracht Doet Winnen. EDW was een uitgesproken Joodse club met 90 procent Joodse leden, meest gewone jongens uit de arbeiders- en lagere middenklasse. Politiek waren zij overwegend rood. Jaap kon aardig voetballen. Op 8 november 1914 speelde hij als linksbuiten met EDW tegen ADW (Aanhouden Doet Winnen). Columnist IJsco schreef later in het clubblad over deze wedstrijd: ‘’Ja, Japie was op zijn best, om razend te worden voor iedere verdediging. Zijn voorzetten waren subliem en als ik het goed heb maakte hij zelf ook nog een goal. Je weet wel, zoo’n schuine kanjer onder de lat.” EDW won met 4-0. In latere jaren speelde Jaap in de achterhoede. Op zijn 25e moest hij stoppen wegens een kapot geschopte knie.

    Inmiddels was hij al enige jaren voorzitter van EDW, waarschijnlijk sinds 1915. De leiding van de club was volgens het gedenkboek bij het honderdjarig bestaan in 2008 van de Amsterdamse club WV-HEDW, waarin EDW is opgegaan, jarenlang in handen van het driemanschap voorzitter Jaap de Paauw, secretaris Mau Verdoner en penningmeester Sal van Straten. Jaap legde het voorzitterschap van EDW neer toen de club in 1931 fuseerde met Hortus. Wegens zijn grote verdiensten werd hij benoemd tot erevoorzitter van de fusieclub HEDW. Jaap was een bekend figuur in de Amsterdamse voetbalwereld. Hij werd in de jaren dertig  gevraagd als voorzitter van de Afdeling Amsterdam van de KNVB.

    Verdoner keek in 1948 terug op de EDW-tijd: “In de voetbalpolitiek hebben wij menig pijpje meegeblazen. In onze voorzitter Jaap de Paauw bezaten wij niet alleen een uitnemende praeses, doch ook een vertegenwoordiger, die door zijn rustige en zakelijke betoogtrant alom gezien was. Toen hij jaren later de leiding aan jongeren overgaf, werd hij tot ere-voorzitter benoemd. Als ooit een eretitel verdiend was, dan was dat wel in dit geval. Toch wilde hij niet op zijn lauweren rusten. De jeugd trok hem sterk en nog heden ten dage horen wij met waardering over zijn werk spreken. Wanneer wij hier over het bestuursbeleid mogen praten, dan kunnen wij zonder ophef te maken beweren dat dit beleid in onze jongensjaren niets te wensen overliet.”

    Ook in de jaren dertig was Jaap met vrouw en kinderen elke zondag te vinden op het terrein van HEDW. Hij bleef zich inzetten voor de club als lid van de elftalcommissie, die de opstelling van het eerste team maakte, en van de jeugdcommissie.

    In september 1941 moest HEDW stoppen omdat het Joden door de Duitse bezetters werd verboden sportaccommodaties te betreden. Volgens Danny de Paauw ging het clubleven van HEDW tijdens de oorlog op beperkte schaal ‘gewoon’ door. “In de oorlog hadden wij dus echt iedere dag visite van al die HEDW’ers die ondergedoken waren. Dat waren gewoon mensen die ondergedoken zaten en overdag hun vertier zochten. Nou, dan kwamen ze bij ons, een beetje kletsen. Dat durfden ze best.”

    Jaap de Paauw werd actief in het verzet. Hij verspreidde illegale bladen en hielp onderduikers aan persoonsbewijzen, distributiebescheiden en (nieuwe) adressen . Voor zij daar naar toe gingen, konden zij een paar dagen terecht ten huize De Paauw. Op 24 februari 1942 werd hij op het politiebureau verhoord ‘terzake overtreding van artikel 3 der Goud- en Zilverbeschikking 1941 1941’. Hem werd ten laste ‘het verkoopen van oud-goud aan een derde die niet in het bezit is van een vergunning van den Directeur van het Rijksbureau van Non-Ferro metalen’. Zoon Danny vermoedt dat het ging om het verkopen van gouden horloges en juwelen ten behoeve van onderduikers.

    Jaap werd op 11 november 1943 opgepakt in zijn eigen huis in de Javastraat samen met zijn neef Samuel de Paauw, een zoon van Jaaps broer Tobias die ook actief was in het verzet en die tussen twee onderduikadressen in even bij zijn oom logeerde, en de negen maanden oude baby Marcel Benjamins die sinds 2 april van dat jaar opgenomen was door het gezin De Paauw. Volgens het politiedossier werden op donderdag 11 november 1943 om 14.05 twee personen en een kind opgebracht, ‘respectievelijk genaamd Samuël de Paauw (Jood, geb. 17 mei 1919 te A’dam, kantoorbediende, woont Hembrugstraat 17’ alhier) en Jacob de Paauw (Jood, geb. A’dam 1 september 1897, diamantbewerker, woont Javastraat 87’ alhier) t/z onderduiken. Blijven aan dit bureau om naar de Sicherheitsdienst Adema van Scheltemaplein kamer 10 te worden overgebracht.’

    Danny was getuige van de inval: “De dag dat mijn vader werd opgepakt herinner ik me als de dag van gisteren. Ik kwam terug van school. Het was tussen de middag. In ons huis aan de Javastraat waren, naast mijn vader en moeder, ook mijn neef Samuel en baby Marcel Benjamins aanwezig. Marcel was het kind van een bevriend stel en zat bij ons ondergedoken. Ik belde aan. Mijn moeder zei dat ik boven moest komen. Toen ik boven kwam waren er twee vreemde mannen. Mijn moeder had een blauw oog. Ze wilde de baby beschermen maar kreeg de kolf van het geweer in haar gezicht. Er was ook een luchtalarm. Ik heb altijd nog op mijn netvlies staan dat, toen het luchtalarm was afgelopen, ik mijn vader met het baby’tje en mijn neef de straat zie uitlopen, de hoek om. Dat beeld ben ik nooit meer kwijt geraakt.” (Amsterdam Oost-Online, 1 mei 2020) Samuel de Paauw en baby Marcel werden direct op transport gesteld naar Westerbork en daarna naar Auschwitz waar zij werden vermoord. Jaap werd opgesloten in de gevangenis aan de Amstelveenseweg.

    Baby Marcel Benjamins was het zoontje van HEDW’er Joop, Jo, Benjamins, vertelt Danny de Paauw: “Jo en Jet Benjamins waren ondergedoken. In de oorlog werd zij zwanger. Op het moment dat ze gepakt werd, liep ze ‘op alle dagen’. Toen is ze naar het Wilhelmina Gasthuis gebracht. Haar man Joop Benjamins ging naar de Hollandsche Schouwburg. Daar werkten twee broers van Jet als een soort suppoost. Die hebben Joop er weer uit geholpen. Mijn moeder ging op bezoek bij Jet en kwam terug met een kind van negen dagen. En dat kind is dus bij ons gebleven.” De inval van de SD wijt Danny aan verraad: “Wat er verraden is, weet ik niet, maar in november 1943 is de SD gekomen en die heeft mijn vader, mijn neef en dat kind meegenomen.”

    In maart 1944 ging Jaap samen met alle andere Joodse gevangenen aan de Amstelveenseweg naar Westerbork om de volgende morgen meteen met de trein door te gaan naar Auschwitz, zoals hij zijn familie liet weten. Daar liep het spoor volgens Danny dood: “In Auschwitz was-ie niet genoteerd. We zijn er nog achteraan gegaan, ik ben zelfs naar Auschwitz geweest, maar daar hebben we niks kunnen vinden. “ Vandaar dat als plaats van zijn overlijden wordt vermeld: Midden-Europa.

    Volgens Danny bleef zijn moeder ook na zijn vaders arrestatie illegaal actief: “Wij hoefden niet onder te duiken, want onze ouders waren gemengd gehuwd. Daar hoefden we geen angst voor te hebben. Wel voor wat mijn moeder deed. Daar is mijn moeder echt niet mee gestopt hoor, met wat ze deed. Ze is gewoon doorgegaan. Haar werk bestond eerst uit het verspreiden van voedselpakketten en later van distributiekaarten. En ik was degene die ze moest ophalen, want ik was nog maar twaalf jaar. Ik liep geen gevaar op straat. Mijn broer Sam wel, die was vijf jaar ouder, zeventien jaar. Jongens van die leeftijd werden gewoon opgepakt en naar Duitsland gestuurd om te werken. Maar ik was twaalf en niet erg groot; ik was heel wit en heel smalletjes. Dus ik haalde die kaarten op in de Roggeveenstraat en dan bracht mijn moeder ze stuk voor stuk weer weg naar de verschillende onderduikadressen. Of ze kwamen ze bij ons halen. Dat was dus onze taak. Maar wel altijd de angst dat er ergens ‘gepraat’ werd. ““ Hij noemt het een wonder dat zij nooit opgepakt zijn. Sinds 1943 stond er immers een beloning -‘kopgeld’- van 7,50 gulden op het aanbrengen van een Joodse onderduiker.

    Moeder Elly en de kinderen Sam en Danny overleefden de oorlog. Elly overleed in Heemstede op 20 december 1975. Sam overleed in oktober 2005. Danny leeft nog en woont in Hoorn. Ook Jo en Jet Benjamins, de ouders van baby Marcel, hebben de oorlog overleefd. Grootvader Jo Benjamins heeft na de oorlog de voetbalclub HEDW nieuw leven ingeblazen. Jaarlijks troffen de families De Paauw en Benjamins elkaar voor corona bij de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei bij het monument ter ere van de vermoorde leden op het terrein van WV-HEDW.

    *In Gezichten van Joods verzet staat ook een portret van de hand van Jurryt van de Vooren van Leo Horn, oud-topscheidsrechter en oud-lid van Wilhelmina Vooruit. Daar komen we nog op terug.

    Jos van Meeuwen

    Op donderdag 3 oktober 2019 werden er drie ‘struikelstenen’ (Stolpersteine) geplaatst voor Javastraat 87, waar Jaap de Paauw, diamantbewerker, voorzitter van EDW en verzetsman, woonde met zijn gezin. Naast Danny woonde ook Lenneke van der Valk-Benjamins, zus van de vermoorde baby Marcel, de onthulling bij.